top of page

Scholen aan het woord | ROC van Twente – met Ans Bossink

zondag 7 december 2025

Even voorstellen

 

● Kun je jezelf kort voorstellen?

Ik ben Ans Bossink, manager onderwijs bij ROC van Twente, team Laboratoriumtechniek. Ik werk al 25 jaar bij ROC van Twente. Ooit ben ik begonnen als docent en sindsdien ben ik altijd betrokken gebleven bij het Consortium, onder andere als auteur van het lesmateriaal voor Laboratoriumtechniek.

 

● Wil je iets vertellen over jouw school of opleiding en jullie visie op goed onderwijs?

Onze opleiding Laboratoriumtechniek is gevestigd in Enschede. We bieden de opleidingen Allround Laborant, Biomedisch Analist en Chemisch-Fysisch Analist aan. De laatste jaren merken we wel een daling in het aantal studenten. Zodra het economisch goed gaat, kiezen minder studenten voor een opleiding in de laboratoriumtechniek.

 

Wij bieden alleen de bol-variant aan, dus geen bbl. Dit is een bewuste keuze op basis van onderzoek, waaruit blijkt dat er in onze regio weinig behoefte is aan bbl-onderwijs.

 

Onze visie is gebaseerd op onze WHY: elke student in zijn element. Vanuit dat uitgangspunt werken we beroepsgericht. Het materiaal van het Consortium sluit hier goed op aan, omdat het precies past bij onze manier van werken en bij de praktijkgerichte aanpak die wij belangrijk vinden. Daarom kiezen wij bewust voor het materiaal van het Consortium.

 

Ontwikkelgericht materiaal

 

● Hoe zorgt het materiaal van het Consortium ervoor dat studenten niet alleen kennis, maar ook de praktische vaardigheden ontwikkelen die ze nodig hebben in hun vakgebied?

Wij zijn een beroepsopleiding en hechten veel waarde aan beroepsgericht onderwijs. Daarom hebben onze studenten drie keer per week een praktijkmoment waarin zij hun vaardigheden en skills kunnen oefenen. Het lesmateriaal van het Consortium is bovendien rechtstreeks gekoppeld aan het beroep zelf.

 

Wij organiseren het onderwijs vanuit de leertaak. Daarbij kijken we welke practica hierbij aansluiten en koppelen daar vervolgens de theorie aan. Die theorie bestaat niet enkel uit losse feitjes, maar draait om het toepassen. We hebben dit in het practicum gedaan: hoe ga je om met de resultaten? Zo leren studenten dat ze de theorie nodig hebben om hun praktijkresultaten goed te kunnen interpreteren.

 

Op deze manier verweven we praktijk en kennis, zodat alle onderdelen logisch op elkaar aansluiten en elkaar versterken.

 

● Wat vinden jullie goed werken in het materiaal? Waar zit flexibiliteit?

De leertaken worden omschreven, maar als school kunnen wij zelf bepalen hoe we die invullen. Niet elke school beschikt over dezelfde apparatuur en mogelijkheden, dus binnen de leertaak is er ruimte om te kiezen wat het beste past bij de leerdoelen. We kijken daarbij naar welke praktische vaardigheden we kunnen oefenen en welke skills we willen toepassen. Die flexibiliteit is er dus zeker.

 

Daarnaast is er veel vrijheid om te bepalen hoeveel praktijk en hoeveel theorie we aanbieden, hoe we ons onderwijs verder vormgeven en hoe we de studieloopbaanbegeleiding organiseren.

 

Ik weet dat er scholen zijn die de projectbegeleiding met de hele klas doen, maar wij hebben ervoor gekozen om dit in kleinere groepen te organiseren. Studenten werken in groepjes van ongeveer acht, wat zorgt voor meer persoonlijke begeleiding en een betere samenwerking.

 

● Hoe helpt dit jullie om beter aan te sluiten op de leerbehoeften van studenten?

Ik denk dat, doordat we veel praktijk aanbieden en in kleinere groepen werken, we veel beter kunnen inspelen op feedback, feedforward en feed up: wat verwachten we van jullie, waar staan jullie nu en waar gaan jullie naartoe. Dit kunnen we gemakkelijker toepassen, omdat we de tijd hebben om studenten hierin goed te begeleiden. Zij weten daardoor wat er van hen wordt verwacht en kunnen hiernaar handelen.

 

3. Samen ontwikkelen

Wij hebben altijd iemand van onze school in de ontwikkelgroep gehad. Als ROC van Twente zijn wij al ongeveer twintig jaar geleden begonnen met het werken met blokboeken. Vanuit die basis zijn later ook andere scholen aangehaakt, waarna wij ons hebben aangesloten bij het Consortium.

 

Dat zien wij als een grote meerwaarde, omdat er binnen die groep voortdurend wordt besproken welke richting we op willen en welke koers het Consortium volgt. Zo zorgen we er samen voor dat de LAB-scholen in Nederland één lijn blijven volgen.

 

Daarnaast vind ik het onderzoek van Maurice de Greef erg waardevol. Het beaamt dat het materiaal van het Consortium de juiste sturing bevat om tot leren te komen. Ook wordt het door de scholen op een zorgvuldige en professionele manier gebruikt.

 

Flexibiliteit en effectiviteit in de praktijk

 

● Het Consortium streeft naar materiaal dat flexibel toepasbaar is. Hoe ervaren jullie deze flexibiliteit in het materiaal in de praktijk?

Wij hebben een groep die de voorbereiding doet voor de andere docenten. Zij kijken welke leertaken op dat moment het meest geschikt zijn en bepalen welke we wel of niet inzetten. Dit gebeurt altijd in overleg met de andere docenten.

 

Het systeem is flexibel: we kunnen zelf uit het bestaande pakket kiezen welke leertaken voor ons het meest passend zijn en welke beroepsproducten we daaronder koppelen.

 

● Wat werkt goed in de manier waarop het materiaal is opgebouwd voor zowel de docent als de student?

Wat goed werkt, is dat het materiaal altijd dezelfde opbouw heeft. Daardoor is het voor iedereen duidelijk wat er wordt verwacht.

 

Wat soms een uitdaging is – en dat geldt denk ik voor veel scholen – is dat elke school een eigen elektronische leeromgeving (ELO) heeft. Binnen die ELO moet je vervolgens weer verwijzen naar de Digibib. Die twee systemen blijven dus los van elkaar, terwijl studenten het liefst alles op één plek hebben. Als je alles in één omgeving wilt aanbieden, zou je onderdelen uit de Digibib moeten kopiëren, maar dat doen we niet.

 

Studenten zouden dan namelijk zeggen: “Waarom zouden we nog naar de Digibib gaan of ervoor betalen als alles al in de ELO staat?”

 

Daarom is het belangrijk dat we ook docenten stimuleren om studenten actief te verwijzen naar de Digibib. Het is mooi en waardevol materiaal, maar het vraagt wat aandacht om het goed te integreren.

 

Kortom: het materiaal zelf zit goed in elkaar, maar de uitdaging ligt in de balans tussen wat je in je eigen ELO zet en hoe je ervoor zorgt dat studenten de Digibib blijven gebruiken.

 

Examinering

 

● Hoe ondersteunen de examens en toetsen van het Consortium jullie in het beoordelen van vakbekwaamheid en het waarborgen van kwaliteit?

Ons ROC heeft als visie dat, wanneer je examens kunt inkopen, je dat ook moet doen. Daarom maken wij gebruik van de examens van het Consortium. Deze examens zijn ontwikkeld in samenwerking met scholen en het werkveld.

 

Daarover zijn in het verleden de nodige discussies geweest, omdat het Consortium de visie heeft dat alle examens zijn opgebouwd rond werkprocessen, terwijl wij als LAB-school het liefst werken met examens die gebaseerd zijn op kerntaken. Dat vraagt dus afstemming en overleg over wat het beste aansluit bij de praktijk en bij de manier waarop scholen het onderwijs vormgeven.

 

De examens die horen bij het nieuwe kwalificatiedossier zijn na goed overleg opgebouwd op kerntaken.

 

● Wat zou je missen in het examenproces zonder de producten van het Consortium, vooral op het gebied van vakbekwaamheid en praktijkgerichtheid?

Als we het materiaal van het Consortium niet zouden hebben, zouden we zelf examens moeten ontwikkelen. Dat is ontzettend veel werk, zeker als het gaat om de borging en kwaliteit. Dat is in de praktijk niet haalbaar. Gelukkig werken alle LAB-scholen in Nederland met de examens van het Consortium, waardoor we gezamenlijk kunnen bouwen aan betrouwbare en goed geborgde examens.

 

Tot slot

● Wat is volgens jou de grootste meerwaarde van het werken met het Consortium voor jullie school?

De grootste meerwaarde is dat het materiaal docenten stimuleert om samen te werken. Dat vind ik een groot voordeel. Studenten voeren een groot practicum uit, en daarop moet de theorie aansluiten. Daardoor moeten docenten met elkaar in overleg: wat doe jij in het practicum, wie beoordeelt welk product en waar leggen we de lat?

 

Deze manier van werken vraagt samenwerking en onderlinge afstemming. Docenten zijn afhankelijk van elkaar: als de praktijkdocent besluit iets anders te doen, kan de theoriedocent niet verder. Dat maakt het onderwijs veel meer een gezamenlijk proces.

 

Ik vind het een grote meerwaarde dat docenten hierdoor niet meer op hun eigen eiland werken, maar echt samen verantwoordelijk zijn voor wat er in de klas gebeurt en hoe het onderwijs wordt vormgegeven.

 

● Wat zou je andere scholen willen meegeven die twijfelen over de keuze om samen te werken met het Consortium?

Ik zou andere scholen willen meegeven dat het materiaal van het Consortium echt goed is. Natuurlijk kost het tijd en inspanning om ermee te werken, maar als je alles zelf zou moeten ontwikkelen, is dat minstens zoveel werk.

 

Het grote voordeel is dat je er niet alleen voor staat: je hebt alle LAB-scholen achter je om ideeën uit te wisselen, samen te ontwikkelen en elkaar te ondersteunen. Die samenwerking maakt het proces niet alleen makkelijker, maar ook waardevoller.

Bekijk ook

zondag 7 december 2025

Scholen aan het woord | ROC van Twente – met Ans Bossink

zondag 30 november 2025

Nieuw keuzedeel gepubliceerd: Verdieping thuiszorg (K1433)

maandag 24 november 2025

Scholen aan het woord | Deltion College –
met Johan de Graaf

woensdag 19 november 2025

Wisseling van de wacht! Erwin Pierik nieuwe directeur-bestuurder

Meld je aan voor onze nieuwsbrief

Scholen aan het woord | ROC van Twente – met Ans Bossink
Consortium Beroepsonderwijs_p.png
bottom of page